Tijdens de zwangerschap wordt het aangeraden om de niet-invasieve prenatale test (NIPT) te laten uitvoeren. Wat is dat nu juist?
De NIPT bestaat uit een bloedonderzoek dat je ten vroegste na 11 weken zwangerschap kan laten uitvoeren. Hierbij wordt er bloed van de mama afgenomen en onderzocht. Dat bloed bevat ook DNA van de baby. De test houdt geen risico in voor jou of je ongeboren kind en heeft een betrouwbaarheid van meer dan 99%. De hoeveelheid DNA van de baby dat in het bloed van de moeder aanwezig is, beïnvloedt de betrouwbaarheid van het resultaat: hoe meer DNA, hoe betrouwbaarder het resultaat.
Met deze test gaan we na of er een verhoogde kans is op chromosoomafwijkingen bij de baby waaronder de meeste voorkomende: het downsyndroom (trisomie 21), edwardsyndroom (trisomie 18) en patausyndroom (trisomie 13).
Wijst de NIPT op een verhoogd risico, dan wil dat niet altijd zeggen dat de baby een afwijking heeft. Ook het DNA van de moeder wordt onderzocht, wat betekent dat er dus ook afwijkingen bij de moeder worden opgespoord. In dit geval wordt een vruchtwaterpunctie aangeraden (rond 15-16 weken) ter bevestiging van het resultaat. Zo sluit je ook eventueel vals positieve resultaten uit, wat wil zeggen dat er bij een positief resultaat op ziekte toch nog een grote kans bestaat op een gezonde baby. Daarover kan uiteindelijk alleen een vruchtwaterpunctie zekerheid brengen.
In de meerderheid van de gevallen is het resultaat van de NIPT na 2 tot 3 weken bekend.
De test wordt sinds 1 juli 2017 terugbetaald door het ziekenfonds. Je betaalt enkel het aandeel dat door de patiënt betaald wordt, dit bedraagt 8,68 euro. Per zwangerschap heb je wel maar 1 keer recht hebt op terugbetaling voor de NIPT. Het is zeker niet verplicht om de NIPT uit te voeren maar wel handig om te weten waar je voor staat. De NIPT moet een goed geïnformeerde en bewuste keuze zijn. Enerzijds kan het jullie als toekomstige ouders geruststellen, anderzijds zorgt het ook voor een betere voorbereiding als het kindje een afwijking heeft.